Taaldenken versus beelddenken

Wat is neurodiversiteit en wat betekent dit voor leren?

Neurodiversiteit & leren


Misschien herken je dit: je kind is slim, creatief, nieuwsgierig. Toch loopt hij of zij vast op school. Het lezen wil niet echt, rekenen levert strijd op, en je vraagt je af: waarom lukt leren niet zoals bij andere kinderen?

Dit blog heb ik geschreven om jou inzicht en houvast te geven. We duiken in wat neurodiversiteit betekent en vooral wat dit in de praktijk betekent voor jouw kind. Je ontdekt hoe het brein van een neurodivergent kind werkt, waarom dat soms botst met het schoolsysteem, en — het belangrijkste — wat je als ouder kunt doen zodat leren wél lukt.

Ik combineer hier wetenschappelijke kennis met praktische ervaring en maak de vertaalslag naar de dagelijkse praktijk: thuis aan de keukentafel én in de klas.


Wat is neurodiversiteit en welke impact heeft een neurodivers brein op leren?

Neurodiversiteit betekent dat breinen van nature verschillend zijn. Net zoals de één lang is en de ander klein, zo verwerkt ieder kind informatie op zijn eigen manier. Er is dus niet één 'juiste' manier van denken of leren — er zijn er vele.

Het begrip kwam eind jaren ’90 op, onder andere door de Australische socioloog Judy Singer, die zelf autistisch is. Zij beschreef dat het woord 'stoornis' vaak onterecht suggereert dat er iets kapot is dat gerepareerd moet worden. Neurodiversiteit draait juist om het erkennen dat sommige kinderen gewoon anders bedraad zijn.

Denk eens aan biodiversiteit: een veld vol bloemen is pas mooi omdat er zoveel soorten zijn. Zo werkt het ook met breinen. Elk brein heeft eigen sterke kanten en uitdagingen.

Misschien zie jij dit bij je kind: slim en creatief, maar moeite met rijtjes leren of onthouden. Gevoelig voor sfeer of geluiden. Denkt in beelden en verbanden, maar struikelt over details. Of: razend enthousiast over een eigen interesse (ruimtevaart, dieren, auto’s), maar weinig motivatie voor standaard taken.

Dit zijn geen tekens van luiheid of onwil, maar signalen dat jouw kind een ander type brein heeft — een brein dat om een andere manier van leren vraagt.

Het neurodivergente brein

Om je kind beter te begrijpen, is het waardevol te weten hoe een neurodivergent brein anders werkt. Wetenschappers zien bij ADHD, autisme, dyslexie en andere vormen van neurodiversiteit duidelijke verschillen.

ADHD en beloningssysteem: Bij ADHD geeft het beloningssysteem minder signalen af bij routinematige taken. Kinderen kunnen uren hypergefocust zijn op een spel, maar geen 5 minuten op een saai werkblad.

  • Maak taken kort, afwisselend en interessant.
  • Geef snelle feedback.


Autisme en sociale motivatie: Bij autisme zijn sociale beloningen minder motiverend.

  • Intrinsieke motivatie (favoriete onderwerpen) werkt juist sterk.
  • Koppel leren dus aan interesses.


Sensorische prikkelverwerking:

Veel kinderen ervaren geluid, licht of aanraking intenser. Bij autisme is dit zo’n 70–90%, bij ADHD ongeveer de helft. Een koptelefoon, rusthoekje of hulpmiddelen zijn geen luxe, maar essentieel om te leren.

Leren op een andere manier

Kinderen met een ander brein leren vaak niet 'uit het boekje'. Veel neurodivergente kinderen willen eerst het geheel zien en daarna pas de details. Begin dus met context (verhaal, beeld, schema) en zoom daarna pas in.

Leerstijl: ze onthouden beter via beelden, beweging en doen. Multisensorisch leren (zien, horen, doen tegelijk) werkt het best.

Praktische strategieën:

  • gebruik schema’s en mindmaps,
  • laat bewegen,
  • werk in korte blokjes,
  • maak abstract concreet met blokjes of kaartjes.

Prikkels & motivatie

Prikkelverwerking: Onderzoek laat zien dat veel neurodiverse kinderen over- of juist ondergevoelig zijn voor prikkels. Ze schrikken van harde geluiden of weigeren kriebelige kleding. Creëer daarom een prikkelvriendelijke omgeving: rusthoek, zachte stoffen, koptelefoon, ontprikkel-momenten.

Motivatie: Bij ADHD werkt motivatie interest-based (interesse, nieuwigheid, urgentie). Bij autisme werken intrinsieke interesses beter dan sociale beloningen. Maak taken kort, beloon direct, gebruik spel en geef keuzes.

Voorbeeld: een jongen met ADHD klaagt over sommen. Met een timer, een spelvorm en directe beloning lukt het ineens wél.

Wat kun jij thuis doen?

  • Structuur en voorspelbaarheid: gebruik pictogrammen en vaste routines.
  • Duidelijke communicatie: zeg wat je wél wilt, kort en concreet.
  • Werk met kleine stapjes: mini-taken en micro-beloningen.
  • Gebruik interesses als motor en bouw een prikkelvriendelijke omgeving.
  • Werkbladen kunnen helpen om overzicht te maken: 'Zo leert mijn kind wél' en 'Micro-doelen van de week'.

Wat kan school doen?

School kan veel verschil maken met kleine aanpassingen:

  •  Multisensorische instructie (zien, horen, doen).
  • Taken opdelen en extra tijd geven.
  • Prikkelbewuste klas met rustplek en hulpmiddelen.
  • Differentiëren in toetsvormen (poster, presentatie i.p.v. alleen schriftelijk).
  • Motivatie koppelen aan interesses.
  • Communicatie met ouders versterken: korte lijntjes, oplossingsgericht samenwerken.
Reactie plaatsen