Inleiding
Voor ons als volwassenen zijn de seizoenen zo vanzelfsprekend dat we er niet eens over nadenken. We weten zonder moeite dat de lente in maart start, dat bladeren vallen in de herfst en dat sneeuw hoort bij de winter (althans… meestal). Maar kinderen leren de seizoenen in stapjes – en dat gaat niet vanzelf.
Veel kinderen verwarren de volgorde (“Is herfst voor of na de winter?”), koppelen seizoenen vooral aan feestdagen (“Sinterklaas is winter!”), of herkennen wel de plaatjes van een seizoen maar niet het echte leven buiten (“Maar waarom ligt er geen sneeuw… het is toch winter?”).
Vooral beelddenkers en kinderen die moeite hebben met tijdsoriëntatie, vinden seizoenen een lastige puzzel. Want seizoenen zijn niet alleen woorden – het zijn cycli, patronen en veranderingen. En dat vraagt overzicht, herhaling en veel visuele ondersteuning.
Gelukkig kun je de seizoenen op een hele leuke, speelse manier aanleren. En vaak sneller dan je denkt.
Voorbeeld 1
Je kind zegt: “Het is herfst, want mijn juf heeft een herfsttafel.”
Maar buiten is het 26 graden en knalblauw.
Voor jouw kind klopt het toch… want het is gekoppeld aan binnen.
Voorbeeld 2
Je vraagt: “Wanneer is het lente?”
Je kind zegt vrolijk: “Als het Pasen is!”
Dat is logisch – maar niet hetzelfde.
Centrale vraag
Hoe leer je je kind de seizoenen snappen, herkennen en begrijpen - niet alleen uit een boekje, maar ook in het echte leven?.
Wat zijn de seizoenen eigenlijk? (definitie en uitleg)
De seizoenen zijn vier terugkerende periodes in een jaar: lente, zomer, herfst en winter. Elk seizoen heeft eigen kenmerken: temperatuur, natuur, kleding, activiteiten en soms ook feestdagen.
Voor kinderen is dat veel informatie tegelijk. Daarom is het belangrijk dat ze eerst begrijpen:
1. Het jaar is een cirkel
Het begint niet echt… en eindigt ook niet echt.
Het loopt door.
2. Seizoenen komen altijd in dezelfde volgorde
lente → zomer → herfst → winter → terug naar lente
3. Seizoenen hebben vaste kenmerken
- bladeren → herfst
- bloesem → lente
- zon & buiten spelen → zomer
- kou en korte dagen → winter
4. Maar… het is niet altijd precies hetzelfde
Sneeuw in maart?
Zomer in april?
Storm in juni?
Dat maakt het soms verwarrend.
Het helpt om te zeggen:
“Het is niet wat we zien op één dag, maar wat er meestal gebeurt in dit seizoen.”
Een seizoen is dus een patroon, geen moment.
Maak seizoenen zichtbaar (visuele aanpak)
Seizoenen leer je niet uit woorden, maar door zien en ervaren.
Hier is hoe je het visueel maakt:
1. Een jaarcirkel (de krachtigste tool)
Maak of koop een ronde jaarposter.
Laat je kind zien dat het jaar rondloopt.
Zet er bij elk seizoen:
- kleuren
- symbolen (blad, zon, sneeuwvlok)
- activiteiten
- foto’s van jullie gezin (“jij in de sneeuw”, “jij in de zomerjurk”)
Voor beelddenkers werkt dit fenomenaal.
2. Een seizoens-tafel
Veel scholen hebben ze, maar thuis kan het ook.
Zet voor elk seizoen:
- gevonden bladeren
- kastanjes
- bloemen
- stenen
- tekeningen
- kaarten
Kinderen leren door aanraken en zien, niet door uitleg.
3. Een seizoenen-kalender
Markeer op de kalender:
- start van ieder seizoen
- gekoppelde activiteiten (tuin winterklaar, eerste ijsje, eerste bloesemwandeling)
4. Gebruik foto’s
Pak een stapel foto’s van jullie jaar:
strand → zomer
sneeuwpret → winter
regenlaarzen → herfst
bloesem → lente
Laat je kind sorteren op seizoen.
Dit is een topactiviteit voor kleuters en beelddenkers.
Koppel seizoenen aan echte ervaringen
Seizoenen worden pas écht begrepen wanneer een kind ze ervaart.
1. Seizoens-wandelingen
Maak in elk seizoen dezelfde wandeling.
Vergelijk:
- geur
- temperatuur
- wat groeit er?
- bladeren / bloemen / dieren
- kleuren
Kinderen onthouden bijzonder goed via herhaling.
2. Seizoens-activiteiten
Koppel vaste activiteiten:
Herfst → bladeren zoeken
Winter → warme chocolademelk
Lente → zaadjes planten
Zomer → waterrace of picknick
Activiteit = anker.
3. Seizoens-eten
Proef het seizoen:
- aardbeien → zomer
- pompoen → herfst
- stamppot → winter
- aardappelen en raapstelen → lente
Eten maakt alles concreet.
Oefen de volgorde van de seizoenen (van makkelijk naar lastig)
Seizoenen leren = volgorde leren.
Zo bouw je het stap voor stap op:
Stap 1 – Begin bij het NU
Vraag:
“Welk seizoen is het nu?”
Niet te moeilijk maken.
Gebruik wat je ziet buiten.
Stap 2 – Speel ‘Wat komt daarna?’
"Als het lente is… welk seizoen komt daarna?”
Gebruik de jaarcirkel als houvast.
Stap 3 – Bouw vooruitdenken op
“Het is nu herfst. Stel je voor dat het 3 seizoenen verder is… welke is dat?”
Stap 4 – Laat je kind zelf een seizoen tekenen
Geef vier vakjes:
Lente → Zomer → Herfst → Winter
Laat je kind tekenen wat bij elk seizoen hoort.
Stap 5 – Sorteerspelletjes (fantastisch voor beelddenkers)
Leg 12 kaartjes op tafel (zwembad, sneeuwpop, blaadjes, bloemen…)
Laat sorteren bij seizoenen.
Dit soort spelletjes maken seizoenen logisch — niet alleen talig.
Wat als je kind de seizoenen maar moeilijk blijft onthouden?
Sommige kinderen hebben meer tijd nodig. Dit is normaal.
De meest voorkomende redenen:
1. Beelddenken
Deze kinderen koppelen seizoenen aan plaatjes die ze ooit hebben gezien.
Als het buiten anders is, raken ze in de war.
Gebruik daarom:
échte foto’s, echte ervaringen, echte voorwerpen.
2. Tijdsbesef ontwikkelt nog
Seizoenen zijn tijd.
Als tijd nog lastig is, zijn seizoenen dat ook.
3. Het is te talig uitgelegd
Hoe meer je praat, hoe minder kinderen het snappen.
Beeld → activiteit → patroon → woorden
is de goede volgorde.
4. Het seizoen klopt niet met het weer
Een kind verwacht sneeuw in de winter.
Als dat er niet is, klopt het plaatje niet.
Zeg gerust:
“Het is winter, maar dit is een zachte winter. De natuur past zich soms aan.”
5. Je kind heeft moeite met categoriseren
Sommige kinderen vinden sorteren en groeperen lastig.
Meer visueel oefenen helpt.
Conclusie
Seizoenen leer je niet door het te vertellen, maar door het te laten zien, te laten ervaren en te verankeren in het dagelijks leven. Hoe meer een kind seizoenen kan zien, voelen, ruiken, doen en herkennen, hoe makkelijker het wordt.
Met een jaarcirkel, kleine ritueeltjes, speelse activiteiten en veel herhaling ontstaat vanzelf overzicht — en ineens hoor je het zeggen:
“Het wordt bijna lente, kijk maar, de bloesem komt al!”
En dan weet je:
het kwartje is gevallen.
Vervolg
Wil je dat je kind grip krijgt op tijd, volgorde en seizoenen?
Kijk dan zeker eens naar mijn pakket In NO TIME leren klokkijken — want tijdsbesef, volgorde en seizoenen vormen samen de basis van klokkijken en tijd begrijpen.






